woensdag 3 april 2013

Verlichting opdracht literatuur


1. De Zon
Als ik de zon zie schijnen,
Die met haar lieve stralen
Deze aarde vrolijk koestert;
Op dat er kruiden groeien,
Om vee en mensch te spijzen;
 
Dan denk ik, met aanbidding,
Hoe groot moet God niet weezen!
Die zon heeft hij geschapen!
En dat uit enkel liefde!

(Van Alphen, 1787)
2. De moeder van een duizendpoot
is vrees'lijk ontevreden
want haar zoontje is zojuist
in de sloot gegleden.

En als je even rekent
weet je wat dat betekent:
op z'n hoofd een dikke buil
en wel duizend sokjes vuil! 

(Han G. Hoekstra)
3. Vis
'Visje wil iets zeggen,
Visje kijkt me aan.
Visje tuit zijn lippen,
Maar ik kan hem
niet verstaan
nooit en nergens kan ik horen
wat visje van me wil:
ik ben waterwoordendoof,
visje mensenstemmenstil.'
(Edward van de Vendel)
4. Ik ben lekker stout
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
(Annie M.G. Schmidt)
Gedicht 1

Dit gedicht is het oudste van de vier. Het taalgebruik in dit gedicht is best moeilijk, vooral voor kinderen. In dit gedicht zit een duidelijke les. God wordt namelijk aangeprezen en de les is dat kinderen God moeten vereren en dat ze moeten beseffen wat hij allemaal heeft gedaan voor hen. Dat wordt allemaal verteld in dit gedichtje. Het gedicht rijmt niet. Het onderwerp van het gedicht past bij de kinderbeleving, want het gedicht wordt uit de ogen van een kind geschreven. Het kind ziet de zon schijnen en denkt daar dan verder over na. Het kind trekt conclusies uit zijn eigen waarnemingen, dat is typisch voor de gedichten van Van Alphen.

Gedicht  2

In dit gedicht worden er makkelijke woorden gebruikt, dus het taalgebruik is niet echt moeilijk. In dit gedicht zit geen duidelijke les of moraal. Het gaat namelijk over een gebeurtenis (de duizendpoot valt in de sloot en daarom zijn zijn sokken vies). Je zou er misschien uit kunnen halen dat de les is dat een kind ervoor moet zorgen dat hij niet in de sloot moet vallen, maar dat vind ik niet echt een moraal te noemen. Het gedichtje rijmt. Ik vind het onderwerp passen bij de kinderbeleving, want het gaat over een gebeurtenis die het lezende kind ook zou kunnen overkomen en wat waarschijnlijk in zijn wereldje ook wel eens is gebeurt bij iemand anders. Er zal vast wel iemand in de sloot zijn gevallen of hij zal het vast wel eens hebben gehoord.

Gedicht 3

Het taalgebruik in dit gedicht is makkelijk. In dit gedicht zit ook geen duidelijke les, net als in het vorige gedicht. Het gedicht rijmt. Het onderwerp past ook bij de kinderbeleving. Dit gedicht is namelijk ook uit de ogen van een kind geschreven. Het kind is een vis aan het bekijken en zegt dan dit gedichtje. Dit deed Van Alphen ook in zijn gedicht ‘De zon’. Deze manier van kindergedichten schrijven wordt dus tegenwoordig nog steeds gebruikt.

Gedicht 4

Het taalgebruik in dit gedicht is ook makkelijk. Wat dus opvalt is dat de laatste drie gedichten die het meest modern zijn allemaal makkelijk taalgebruik hebben. Vroeger gebruikten men moeilijkere woorden in de kindergedichten. Dat is dus verandert. In dit gedicht zit ook geen duidelijke les. Het gedichtje is juist bijna het tegenovergestelde, want als kinderen alle dingen die in dit gedicht worden gezegd over gaan nemen, zou men niet blij worden. In het gedicht wordt namelijk alles gezegd wat eigenlijk niet mag en waarvan een kind heeft geleerd dat het slecht is. Wat dus ook een verandering in de kindergedichten is van ‘vroeger’ en nu is de moraal. In het gedicht van Van Alphen zit een duidelijke les en in de drie modernere gedichtjes niet. Er worden nu dus minder vaak kindergedichten geschreven met een moraal erin dan vroeger. Het gedicht rijmt. Het onderwerp past ook bij de kinderbeleving, want kinderen proberen vaak hun grenzen op te zoeken. Ze doen vaak juist de dingen die niet mogen en daar gaat dit gedichtje over.  


2 opmerkingen:

  1. Hee Femke,
    Ik vind dat je leuke gedichtjes uit hebt gekozen. Ook goed dat ze verschillen van elkaar. Je licht de gedichtjes goed toe. Je behandelt de belangrijkste dingen zoals het taalgebruik en de moraal. Op een paar spelfouten na, heb ik niks op je stuk aan te merken. Goed gedaan!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Echt leuk om te lezen, je hebt leuke gedichtjes uitgekozen en ook goed commentaar op gegeven. De verschillen die je benoemd zijn ook waar denk ik en ik ben het volledig met je eens. Super!

    BeantwoordenVerwijderen